dinsdag 1 november 2016

Marrachech - Oued Zat

Even een weekje er tussen uit, met het gezin naar Marrakech. Behalve brandingkanoën in Agadir en wildwaterkanoën in de Hoge Atlas is er voor de kanovaarder niet veel te doen. Dus huur ik voor de verandering een fiets om de bergen op te zoeken. 'Naar Oued Zat? Daar kan je niet heen en zeker niet met de fiets,' zo probeert de verhuurder mij af te schrikken als ik vraag of hij een reserveband en een pompje bij de fiets kan leveren. 'Ik pomp de banden wel wat harder op, verder moet je gewoon geluk hebben,' spreekt hij mij moed in.

Met behulp van een simpele stadsplattegrond en vragen naar de weg kom ik op de weg naar Aït Ourir. De omgeving bestaat uit vlak terrein, vrijwel kaal met hier en daar wat groepjes bomen en eenzame huizen. De weg is rustig en de automobilisten geven de fietser ruim baan. Waar het smal is met verkeer in beide richtingen ga ik even de berm in. Die bestaat uit een hard grindbed waar de dikke banden van de mountainbike geen moeite mee hebben.

Na Aït Ourir steekt de weg de Oued Zat over, nu een droge rivierbedding maar in een bocht zie ik ingestorte huizen op de oever boven een uitgeschuurde bodem. Het kan er dus ook anders toegaan. Cementwagens rijden af en aan voor de bouw van een harde rivieroever. De mens probeert het natuurgeweld te beteugelen. Dat zal wel lukken, maar er komt een volgende vloed die groter is dan de vorige en die een massieve betonnen muur zal breken en meesleuren alsof het kiezelsteentjes betreft.

Na het plaatsje Talbanine verlaat ik de doorgaande weg en volg ik het dal van de Oued Zat. Geen vrachtverkeer en bussen meer, ik deel de weg met taxi's, brommers en fietsers. De dalbodem is groen met vooral veel olijfbomen. De geur van cederhout zweeft door het dal. De weg klimt geleidelijk en biedt na elke bocht een verrassende blik op het dal en het omliggende berglandschap. Dorpjes rijgen zich aaneen, de namen beginnen in veel gevallen met 'Douar' wat 'Huizen' betekent, oftewel een kleine nederzetting. Een kleine permanente waterstroom wordt gevoed door bronnen hoog in de bergen. Op een paar plaatsen zijn doorwaadbare plaatsen gemaakt naar dorpjes aan de overkant. De restanten van een betonnen brug leveren het bewijs dat ook hier een stortvloed heeft huisgehouden.

In het dorp Tighdouine eet ik een  broodje tonijn en een tros bananen. Dit is de plaats waar de boeren hun producten uit het gebergte naar toe brengen voor verder transport naar de markten in de stad. Ook al ben ik de enige vreemdeling hier, de mensen slaan nauwelijks acht op mij, een verademing na Marrakech waar horden verkopers de aandacht van toeristen proberen te trekken.

De route is hier te zien: http://afstandmeten.nl/index.php?id=1860270

zondag 8 november 2015

Veluwerally

Je zou het niet verwachten in de laatste week van een natte septembermaand, maar de Veluwerally is dit jaar georganiseerd volgens het laagwaterscenario. Dat wil zeggen dat de start van de 50 km en 35 km niet in Giesbeek, maar in Deventer plaatsvond met de finish in Kampen resp. Hattem. Alleen de 100 km vaarders startten in Giesbeek (bij Arnhem).
DeventerDit jaar heb ik het anders gedaan. Ik ben op de fiets naar Giesbeek gegaan met de kano op wieltjes aangehaakt. Na een nacht in mijn tentje heb ik mijn fiets opgevouwen en op het achterdek vastgebonden. Zo peddelde ik naar Kampen met ruim 60 andere peddelaars. In Kampen vouwde ik mijn fiets weer open, zette mijn kano op wieltjes en met de kano aangehaakt fietste ik naar de camping bij de jachthaven.
De terugweg van Kampen naar Leiden was weer een lange dag fietsen. Ondanks de tijdsdruk kon ik het niet laten een stukje te varen; dat is de oversteek van Almere naar Muiderberg geworden.
Volgend jaar ben ik weer van de partij. Ik zoek weer een nieuwe uitdaging, misschien wordt het de Veluwerally in omgekeerde richting.
image-2015-10-15

donderdag 19 maart 2015

Markermeer en Hollands Noorderkwartier


De wind zou zondag iets meer aantrekken. Tochtleiders Martine en Heleen besloten daarom de tocht met de klok mee te varen, waardoor het zwaarste deel van de tocht, het Markermeer met aanlandige wind, op de zaterdag viel. Om daar te komen stapten we om half elf in, achter de kerk van Schermerhorn, met 12 deelnemers uit alle windstreken.

“Het ijs is nog maar net weg en jullie gaan hier peddelen?” wilde een bezorgde hondenwandelaar in Schermerhorn weten. Na twee uur relaxed varen op binnenwater kwamen we bij de inlaatsluis van Schardam. Een bewoner adviseerde ons door te varen naar de sluis verderop, waar een goede pauzeplek en een  gemakkelijke overdraagplaats zou zijn. Het eerste klopte, maar over het tweede waren de meningen verdeeld. Op een grasveldje onderaan de dijk zaten we goed uit de wind. De meegebrachte proviand en lekkernijen smaakten uitstekend en met goedgevulde magen begonnen we aan het overdragen en het instappen in de jachthaven van Schardam. Eenmaal op het open water van het Markermeer kregen we gemene golven van opzij. Voor Tjeerd, nog herstellende van een rugblessure, een goede gelegenheid om de rugpijn eruit te peddelen. Van zijn fysio had hij het advies meegekregen veel te peddelen en geen boten te tillen. “Maar zo zit ik niet in elkaar”, stribbelde hij nog tegen. Zo koersten we aan op het haventje van Edam, aangevoerd door Anita met de Zuiderzeerollen op haar voordek. In Edam hielden we, beschermd door een glazen wandje van de camping, een korte stop om te rusten, wat te knabbelen en te hozen; we hadden nogal wat golven over de boot gekregen, in mijn (Jaap) kuip stond inmiddels een flinke laag water. De sleeplijn boven het spatzeil zorgde voor een vijvertje waardoor buiswater de kans kreeg binnen te komen.

Met opnieuw verzamelde moed gingen we scheep op het schelpenstrandje, waar de branding het lastig maakte om op tijd de kuip af te sluiten voor het overkomende zwarte water. Na het bereiken van de strekdam die vanaf Marken naar het Noorden steekt, waren we uit de gevarenzone en koersten we aan op het kerktorentje. Walter verdween uit beeld en dook even later weer op, hij had een paar surfjes meegepikt. Even later kwam Monnickendam in zicht en lieten we Marken links liggen om nog bij daglicht in Katwoude aan te komen. Er stond ons nog een verrassing te wachten, namelijk hoe we van het Markermeer op de Purmer Ee terecht zouden komen omdat de sluis in de winter niet wordt bediend.

Dat bleek geen sinecure. De beste uitstap was een drijvende steiger die zoals in de meeste gevallen was ontworpen voor jachten. De klim was al moeilijk genoeg, maar toen Marco wilde uitstappen geholpen door Anita op de kant, begon de steiger te zinken en dreigden beiden in Marco’s woorden “roemloos ten onder te gaan”. Dus werd de steiger snel vrij gemaakt om een andere te zoeken, waarvan de drijver niet lekte. Na het klimmen en tillen was het nog een hele toer om de boel op wieltjes te zetten en op straat te manoeuvreren. Net op dat moment kwamen er twee jachten voorbij, op weg naar de sluis die speciaal voor hen werd geopend… Balen zeg! Hadden we maar bij de sluismeester aangeklopt, immers de lichten stonden op enkel rood wat betekent dat de sluis wordt bediend.

Het liep al tegen donker toen we van wal staken voor de laatste kilometer naar Katwoude waar de kampeerboerderij ons verwachtte. Bij het laatste licht vonden we het jachthaventje dat goede uitstapmogelijkheden bood en ziedaar: de boer stond ons op te wachten met zijn trekker die het haventje verlichtte met felle koplampen.

Een kleine vijf minuten lopen met de boten op wieltjes scheidden ons nog van de kampeerboerderij. Daar werd al snel het onderscheid duidelijk tussen de bikkels en de watjes. Laatstgenoemden (geen namen) verkozen de woonkamer als slaapplaats met zicht op  de koeienstal. We konden ons potje koken op de betonvloer in de werkruimte naast de stal. Buiten koken was geen optie vanwege de windvlagen die van alle kanten leken te komen. Er pasten geen twaalf mensen in, hooguit acht dus werd er bij toerbeurt gekookt en gegeten. Sjaak dacht even snel zijn prakkie maaltijdsoep te kunnen opwarmen maar dat viel tegen, de soep was na een verblijf van 12 uur onderdeks nog stijf bevroren! We moesten de ruimte delen met koelmachines en andere apparaten die op onregelmatige tijden aan- en afsloegen waardoor het voeren van een normaal gesprek vrijwel onmogelijk werd gemaakt. Alleen de gulle lach van Alex was boven alle geraas uit te horen. Napraten bij een borreltje in de woonkamer ging beter.

De tentjes stonden aardig te flapperen de hele nacht. Maar elk nadeel heb se voordeel, ze konden dankzij de wind droog worden ingepakt, afgezien van een paar verdwaalde druppels die tijdens het ontbijt van Martine’s pannenkoeken waren gevallen. Gewetensvraag: was het kamperen nou echt leuker of vochten we tegen het idee dat we de tentjes voor niets hadden meegenomen?

Zodra we in de boot stapten, was ieder de koude wind weer vergeten. Vrolijk gestemd peddelden we op weg naar Purmerend waarbij Pieter zijn zangkunsten vertoonde met het lied ‘Op de Step’ van Wim Sonneveld. In Purmerend vonden we een geschikte plek voor de lunch. Kees bewees met een mini espresso apparaatje uitgerust met pomp, dat je als kanovaarder geen comfort hoeft in te leveren. Vanaf Purmerend volgden we het rechte, brede Noordhollands Kanaal tussen het Jisperveld en de Beemster, beide verstopt achter rietkragen en dijken. In het dorp De Rijp hielden we andermaal pauze, op het terrein van Kanovereniging de Argonauten.

Even na vijven tikten we aan op de oever bij de kerk van Schermerhorn. Nog een laatste keer moesten de boten worden getild waarna het opruimen en opnieuw inpakken kon beginnen. Ieder had genoten en was weer een paar ervaringen rijker. De kanjer van het weekend, daar waren vriend en vijand het over eens, was Desiree die een dag eerder nog niet wist of ze de tocht zou volhouden. Martine en Heleen werden bedankt voor de perfecte organisatie, de chauffeurs voor het rijden en de cafébaas van ’s Lands Welvaren voor de beste chocolademelk van Holland benoorden het IJ.
 

donderdag 27 november 2014

Bij KanoTotaal

Na een dagje zwerven over de Nieuwkoopse Plassen even boodschappen doen bij KanoTotaal in Alphen a/d Rijn (foto Ruud Haak).

maandag 27 oktober 2014

Landing op Noordwijk

Van Katwijk naar Noordwijk, daar even aan land voor een pauze en weer naar Katwijk om daar in de branding te spelen. Echt magnifiek!

donderdag 6 februari 2014

Rotterdam - Dordrecht

Met behulp van de stroomatlas en de getijdentabel had ik ingeschat dat ik deze tocht van 63 km, geholpen door getijdenstromen, in 9 uur zou kunnen varen. Op de Nieuwe Maas werd een ebstroom verwacht, tot de kentering van ca. 10:00 uur. Daarna zou de vloedstroom me de Oude Maas opduwen. In Dordrecht werd tegenstroom op de Oude Maas verwacht, gevolgd door stroom mee op de Noord.

Havenmond
Om 8:20 uur vertrok ik van eiland De Zaag, Krimpen a/d Lek, met zoals verwacht een lichte stroom mee naar Rotterdam. Ik passeerde de Van Brienenoordbrug, rondde de Kop van Zuid, kwam langs het oude centrum en vanaf de Maastunnel langs de grote zeehavens. Vanaf de Maastunnel kreeg ik te maken met tegenwind en golfslag. Tegelijk begon de stroming om te keren. Ik verwachtte op het brede open stuk voorbij Vlaardingen een moeilijke oversteek naar de Oude Maas, daarom stak ik ter hoogte van Pernis over naar bakboordwal, net voor de Beneluxtunnel. Tijdens de oversteek bleef ik ca. 300 meter voor een zeewaarts varend vrachtschip. In de Madroelhaven, tussen Pernis en de Beneluxtunnel, maakte een groot binnenvaartschip een achterwaartse manoeuvre om de haven uit te varen. Met een ruime marge kon ik de havenmond passeren. Voorbij de Beneluxtunnel was dit schip tot dicht achter me genaderd, ikzelf 5 meter vanaf de wal, het schip een meter of 20. De schipper minderde vaart, daarom vermoedde ik dat hij naar bakboord de 2e Petroleumhaven in wilde. Ik hield in om erachter te komen wat het schip ging doen, maar besloot door te varen omdat ik meende dat de schipper mij liet voorgaan. Een levensgevaarlijke inschatting, realiseerde ik me achteraf. Nadat ik de havenmond voorbij was, voer het schip inderdaad de 2e Petroleumhaven in.

Waarschuwing
Niet lang daarna kwam een boot van de Havendienst mijn kant op. Ik kreeg te horen dat diverse schippers via de marifoon hadden geklaagd over een kanovaarder die zich gevaarlijk in de buurt van hun schip ophield. Daarnaast voer ik tegen de regels aan bakboordwal. Ik verklaarde mijn gedrag door uit te leggen dat ik de oversteek in Pernis veiliger vond dan de oversteek voorbij Vlaardingen, en dat ik meende dat er een uitzondering geldt voor kleine schepen zolang er voldoende ruimte is en zij andere schepen niet hinderen. Maar ik vond geen gehoor bij de Havendienst. Ik kreeg geen proces verbaal maar wel een officiële waarschuwing voor het aan bakboordwal varen en voor het niet kunnen tonen van een geldig legitimatiebewijs (ik had alleen een kopie van mijn rijbewijs bij me). Daarnaast kreeg ik het advies om speciaal bij havenmonden uit de buurt van schepen te blijven, de marifoon uit te luisteren, fluorescerend groen te dragen en de kano te voorzien van reflecterende tape. Mijn radarreflector was te klein om op de radar te worden gezien, die kon ik beter thuis laten. Voor de resterende 3 kilometer tot de Oude Maas moest ik alsnog oversteken naar stuurboordwal.

Kruisingen
Om 12:00 uur was ik op de kruising met de Oude Maas. Ik voer een stukje rechtdoor om beter overzicht en een kortere oversteek te hebben. Toen er van 3 kanten voldoende ruimte was (geen schip binnen 1.000 meter) begon ik de oversteek. Toen ik ongeveer halverwege was, kwam uit de Botlekhaven een klein werkschip, varend in de richting van Rotterdam. Door stevig door te peddelen kon ik ca. 200 meter voor dit schip blijven. Op de Oude Maas had ik gerekend op een duwtje in de rug van het opkomend tij. De stroming viel erg tegen, daarom deed ik ruim 4 uur over de 26 km tot de kruising met de Dordtse Kil, in plaats van de ingeschatte 3 uur. Het zou niet gaan lukken om voor donker terug in Krimpen te zijn. Op de kruising paste ik dezelfde tactiek toe als daarvoor, een stukje naar rechts en daarna een kortere oversteek van de Dordtse Kil, en herhaalde deze op de kruising met de Beneden Merwede naar de Noord. Op beide kruisingen bleef ik ca. 300 meter voor het eerstvolgende passerende schip.

Verlichting
Om 17:15 uur voer ik in het schemerdonker de Noord op. Ik had net voor Dordrecht mijn hoofdlamp met 2 fietslampjes opzij aangezet en meende dat ik hiermee van alle kanten voldoende zichtbaar was in het donker. Ik wachtte voor de Waterbus die aan de steiger van Papendrecht lag om passagiers in en uit te laden. De kapitein trok mijn aandacht met lichtseinen en ik meende dat hij daarmee wilde waarschuwen dat ik hem voor moest laten gaan. Wat ik natuurlijk deed. Net voor de Alblasserdamse Brug kwam Rijkswaterstaat langszij om te vertellen dat mijn verlichting niet voldeed. Doorvaren naar Krimpen was geen optie. Ik had de keus tussen (1) de kano hier achterlaten en verder lopen of (2) een lift naar Krimpen. Ik koos voor de tweede optie, klom aan boord en we hesen de kano over de reling. Ik was als een stipje op de radar waargenomen en bij het ophijsen van de kano werd me verteld dat mijn radarreflector daarbij had geholpen.

Advies
Ik begreep nu dat de Waterbus mij met lichtseinen had gewaarschuwd voor mijn ondeugdelijke verlichting. Schippers hadden via de marifoon doorgegeven dat er een kano 50 meter uit de oever was gesignaleerd. Dat moet op de kruising met de Merwede geweest zijn. Van Rijkswaterstaat kreeg ik tips en waarschuwingen voor het varen op de grote rivieren. Mijn conditie en uitrusting waren weliswaar goed voor de (winterse) omstandigheden, maar ik kreeg het dringende advies om op dit soort water niet alleen te gaan varen maar op zijn minst met 2 vaarders. Om 18:15 uur werd ik op de Bakkerskil overboord gezet om de laatste kilometer naar de uitstapplaats te peddelen.

Conclusies
1. Ga niet blindelings af op de stromingsverwachting. Houdt rekening met tegenvallende stroming.
2. Blijf altijd stuurboordwal varen, ook als bakboordwal veiliger lijkt.
3. Let bij havenmonden op schepen die vanaf de rivier de haven in willen varen. Wacht met oversteken van havenmonden tot alle scheepvaart uit de buurt is.
4. Gebruik een marifoon om de verrichtingen van schippers te kunnen volgen.
5. Draag altijd een geldig origineel legitimatiebewijs bij je.
6. Gebruik na zonsondergang de goedgekeurde kanoverlichting van ‘gewoon wit rondom schijnend licht’ met een zichtbaarheid tot minimaal 2,3 kilometer. Fietslampjes voldoen hier niet aan. Controleer op tijd of de batterijen nog voldoende capaciteit hebben.
7. Zorg ervoor dat je maximaal zichtbaar bent door opvallende kleding, reflectie, licht en eventueel een radarreflector. Reken er desondanks niet op dat je door schippers wordt gezien.
8. Ga niet alleen maar vaar in een groep van minstens twee kanovaarders.

maandag 26 november 2012

Halfweg Noordzeekanaal

23-11-2012 - Het is lang, breed, kaarsrecht en druk bevaren met zeeschepen. Wie gaat er nou kanovaren op het Noordzeekanaal? Nou, ik dus. Terwijl de regen gestaag valt ga ik te water op de Ringvaart Haarlemmermeer en vaar in een uurtje naar Halfweg. De sluizen die op mijn kaart staan zijn lang geleden gesloopt, ik vaar met de stroom mee naar Zijkanaal D in de richting van het gemaal. Daar draag ik de boot over de dijk en kom even later in de Amerikahaven. Ik zie veel zeeschepen, ze liggen allemaal vast aan de kade dus ik vaar rustig de haven door op weg naar het kanaal. De enige beweging komt van een sleepbootje dat de haven in vaart, verder is het stil. Matrozen kijken even op van hun werk wanneer ik langs vaar, zeker nog nooit een kano gezien. De geuren van geloste goederen zweven over het water, ik ruik achtereenvolgens kokos, cacao en koffie. Stukken beter dan de Rotterdamse haven waar het vooral naar olie ruikt. Op het kanaal houd ik de linkeroever aan om niet twee keer te hoeven oversteken. Ik ben in een half uur bij Zijkanaal C - erg veel fantasie hebben ze hier niet wat betreft naamgeving - waar ik richting Spaarndam vaar. Er is geen schip waarmee ik kan meeliften in de sluis, ik draag daarom over bij de oude Kolksluis. Via Fort Penningsveer en Haarlemmerliede kom ik weer op de Ringvaart uit. (foto: de Volkskrant, Noordzeekanaal tijdens Sail)